Het nawoord bevat informatie die pas tijdens het schrijven naar voren kwam en die leidt tot een veranderde opvatting over de hoofdvraag. Soms wordt het nawoord gebruikt om te vertellen wat je zelf vond van het schrijven van de scriptie.

Een nawoord is een terugblik op je scriptie of werkstuk. In je nawoord plaats je:

  • Dingen die je geleerd hebt en dingen die je had willen leren;
  • Ervaringen tijdens het maken van de scriptie, wat je er van vondt;
  • Dankbetuigingen

Een nawoord gaat niet over het onderwerp van het werkstuk of scriptie. De scriptie moet ook compleet zijn zonder nawoord.

Een nawoord komt aan het einde van de scriptie, en je schrijft het nawoord ook als laatste. Je kan dan terugblikken op hoe het schrijven van de scriptie of werkstuk ging. Werkte je in een groepje, beschrijf dan hoe de samenwerking was. Beschrijf ook wat je van de opdracht vindt en wat je er van geleerd hebt. Als je mensen wilt bedanken voor hulp, kan dat in het nawoord.

Het nawoord is een hoofdstuk van reflectie. Als een nawoord verplicht is, is dat meestal zodat je even blijft stil staan bij wat je geleerd hebt, en om je ervaringen op papier te zetten.

In het nawoord kan ook wat je volgende keer anders gaat doen of hoe je blik op de onderzoeksvraag is veranderd. Dit gaat alleen op als het betrekking heeft op jouzelf. Heb je verbeterpunten in je onderzoek of onderwerpen voor verder onderzoek, dan hoort dit in het hoofdstuk Discussie. Ga je je volgende scriptie beter voorbereiden of lijkt het je leuk om volgende keer een soortgelijk onderwerp te behandelen, dan hoort het in het nawoord.

De volgende vragen kan je beantwoorden in een nawoord:

  • Hoe was de samenwerking?
  • Vond je het leuk of stom om het werkstuk te maken?
  • Wat ging er goed of juist niet zo goed?
  • Wat zou je zelf volgende keer anders doen?
  • Wat heb je er van geleerd?
  • Wie wil je bedanken?

Lees meer